Condities creëren voor duurzame onderwijsverbetering – de logica van de HOW
In veel scholen wordt veel aandacht besteed aan de inhoud van een aanpak: de didactische keuzes, de werkzame elementen en het gewenste leraargedrag. Toch blijkt in de praktijk dat de succesfactor van onderwijsverbetering niet alleen wordt bepaald door wat een school kiest (WHAT), maar ook door hoe deze keuzes worden ingevoerd en ondersteund (HOW).
De HOW vormt daarmee het hart van duurzame implementatie. Het is niet de afsluitende stap ná een ontwerp, maar een volwaardig onderdeel van het verbeterproces zelf.
Waarom de HOW vaak wordt onderschat
In Nederland ontwerpen we onze onderwijsaanpakken grotendeels zelf. Dat is prachtig, maar het maakt implementeren ook lastig. Anders dan in bijvoorbeeld Engeland, waar veel kant-en-klare bewezen effectieve interventies bestaan, vertrouwen Nederlandse scholen vaak op een standaardmethode van een uitgever óf bouwen zij hun aanpak vanaf nul zelf op.
Tijdens de derde ONA-masterclass stond precies dat ontwerpvraagstuk centraal: Hoe zorg je dat je aanpak inhoudelijk klopt én uitvoerbaar wordt in de praktijk van jouw school?
Vaak gaat veel denkwerk naar de WHAT: de inhoudelijke onderbouwing van de gekozen aanpak. Wat ook goed is, want dat is wat er daadwerkelijk verandert ín de klas. Maar als implementatie slechts wordt gezien als een vorm van logistiek, zoals trainingen plannen, materialen delen of afspraken vastleggen, bestaat het risico dat de aanpak niet of niet volledig in de praktijk landt.
Implementeren is een breder proces: het is het systematisch creëren van de condities waaronder een aanpak daadwerkelijk kan worden uitgevoerd zoals bedoeld. Het is daarmee een kwaliteitsvraagstuk, niet alleen een logistieke fase.

De verwarring tussen ‘WHAT’ en ‘HOW’
Tijdens de masterclass bleek het verschil tussen WHAT en HOW verwarring op te leveren onder de deelnemers.
WHAT gaat over werkzame elementen: wat doet de leerkracht anders in de klas, met zijn/haar/hen leerlingen, het gaat hier om de pedagogisch-didactische aanpak. Die bestaat uit twee elementen, waarvan je zou kunnen zeggen dat het tweede element evengoed een HOW beschrijft (wat de verwarring veroorzaakt):
- De werkzame elementen, onderbouwd door wetenschappelijke inzichten;
- De toegepaste werkwijze (wat je met de elementen doet). Hiermee zet je de aanpak in een soort stappenplan of bijvoorbeeld een lesvoorbereidingsformulier.
Bij HOW focust ONA zich op de randvoorwaardelijkheid: de implementatiestrategieën die nodig zijn om dit schoolbreed mogelijk te maken. Vaak gaat het om strategieën die zich richten op één van deze (sub)domeinen:
- Structuur: inrichting organisatie, routines, rollen, etc.
- Tijd en middelen
- Lerende cultuur: vertrouwen, veiligheid, gezamenlijke taal en besluitvorming
- Houding, kennis en vaardigheden: alles wat nodig is, zodat het team de aanpak wil en kan uitvoeren en voldoende kennis heeft om die toe te passen.
In sommige beschrijvingen valt de werkwijze/het stappenplan onder de HOW. Dat is ook mogelijk, zolang het maar duidelijk wordt wat de kern van de aanpak is en wat daarbij ondersteunend werkt.

Naar een succesvolle implementatie
Om een nieuwe of verbeterde aanpak in een school te laten werken, moeten de randvoorwaarden in onderlinge samenhang op orde zijn. Een school kan bijvoorbeeld veel tijd investeren in professionalisering, maar zonder gezamenlijke routines of een veilige feedbackcultuur beklijft die professionalisering niet. De HOW vraagt daarom altijd om een integrale aanpak binnen de school.
Voorbeeld: het schoolbreed invoeren van een gespreksroutine, zoals literaire gesprekken.
Je hebt een prachtige aanpak met werkzame elementen, maar:
- Er is geen vaste plek in het rooster → dus het gebeurt de ene keer wel en de andere keer niet
- Materialen zijn niet gedeeld → collega’s gebruiken verschillende vormen, waardoor leerlingen elk jaar andere routines in moeten oefenen
- Cultuur is niet veilig genoeg → niemand durft te modelleren
- IB kijkt naar hele andere doelen → geen gezamenlijke richting.
- Gevolg: implementatie blijft oppervlakkig en heeft geen effect op leerlingen.
De oorzaak ligt niet in de inhoud, maar in de HOW:
- Structuur sluit niet aan, waardoor chaos ontstaat
- Cultuur ondersteunt de verandering niet, waardoor weerstand ontstaat
- Kennis, vaardigheden en houding zijn niet toereikend, waardoor de aanpak niet goed uitgevoerd kan worden
- Tijd/middelen volgen andere prioriteiten, waardoor frustratie kan ontstaan.
Zolang deze randvoorwaarden niet expliciet worden meegenomen, blijft de aanpak beperkt tot losse experimenten. Pas bij het systematisch toepassen van de (sub)domeinen, wordt de aanpak uitvoerbaar en overdraagbaar in de dagelijkse lespraktijk.
Verbetering of vernieuwing? Meestal allebei een beetje
Het is goed om voor ogen te hebben of je als team werkt aan een verbetering of een vernieuwing.
- Verbetering = versterken van wat je al (goed) doet.
- Vernieuwing = een nieuwe aanpak invoeren die wezenlijk anders is dan wat je voorheen deed.
In de praktijk zit bijna elke school ergens tussen die twee in. Dat maakt het belangrijk om expliciet te maken wat echt nieuw is en waar je bestaande routines verder verstevigt. Ook om ‘verandermoeheid’ te voorkomen. Daarnaast is het raadzaam om te waken voor “implementation without alignment”: iedereen werkt hard, alleen niet aan inhoud, maar vooral aan het proces. Dat zie je soms terug aan het inrichten van een lerende organisatie, ofwel onderzoekscultuur. Er wordt veel aandacht besteed aan het vormen van leerteams, zodanig dat de onderwijsinhoudelijke inhoud verloren gaat.
Onderzoekscultuur als implementatiestrategie
Initiatieven zoals lesobservaties, leerteams of onderzoekscultuur kunnen waardevol zijn, maar alleen wanneer zij worden ingezet als implementatiestrategieën: gericht op het versterken van randvoorwaarden. Wanneer dergelijke initiatieven los komen te staan van concrete onderwijsdoelen, dragen ze niet bij aan verbetering, hoe goedbedoeld ze ook zijn. De HOW vraagt daarom steeds om de koppeling tussen activiteit en onderwijspraktijk.
Een praktisch bruikbare volgorde binnen onderbouwd werken is:
- Wat willen we dat leerlingen anders doen?
- Wat vraagt dat van leraren?
- Welke aanpak ondersteunt dat?
- Welke randvoorwaarden zijn nodig?
- Welke implementatiestrategieën versterken die randvoorwaarden?
Dit denkkader helpt teams om van leerlinggedrag naar schoolorganisatie te redeneren in plaats van andersom.

De HOW begint niet pas na het ontwerp
In veel scholen verloopt een traject volgens de volgorde: eerst ontwerpen, dan implementeren. Maar in de praktijk werkt dat niet.
De uitvoerbaarheid van een aanpak moet al tijdens het ontwerp worden meegenomen: niet alleen wat we willen doen, maar ook onder welke condities dit realistisch is en hoe deze aanpak past binnen de eigen schoolcontext. Daarmee wordt implementatie een lens die vanaf het begin meespeelt, in plaats van een fase achteraf.
Onderwijskundig leiderschap als verbindende factor
Een effectieve HOW wordt altijd ondersteund door (gespreid) leiderschap dat niet alleen richting geeft, maar ook voorwaarden creëert. Onderwijskundig leiderschap heeft daarmee een dubbele rol: het verbinden van inhoudelijke ambities aan de organisatorische werkelijkheid én het creëren van de condities die nodig zijn om professioneel handelen te versterken. Onderwijskundig leiderschap is áltijd gericht op het bevorderen van het leren van de leerlingen, al is het door invloed uit te oefenen op pedagogisch didactisch handelen van de leerkrachten en/of de organisatie.
Belangrijke vragen zijn:
- Welke concrete resultaten/ (leer)gedrag verwachten we van leerlingen?
- Wat vraagt dat van leraren?
- Wat betekent dat voor de ondersteuning en professionalisering van leraren?
- Welke organisatorische en culturele condities moeten we dan nu versterken?
- Wat is in deze schoolcontext haalbaar, en in welke volgorde?
Door deze vragen expliciet te stellen, ontstaat een verbeterproces dat niet alleen inhoudelijk sterk en duurzaam is, maar ook uitvoerbaar in de praktijk. Zie voor handvatten in het professionaliseren van een team ook EEF-Effective-Professional-Development-Guidance-Report.pdf
Tot slot
De HOW vormt de motor van duurzame verbetering. Het vraagt om zorgvuldige keuzes, consistentie en aandacht voor de professionele en organisatorische realiteit van een school. En, heel belangrijk: tijd. Tijd om te focussen, tijd om in te oefenen, tijd om te ondersteunen, tijd om te monitoren, tijd om te evalueren en anticiperen op datgene wat leerlingen en leerkrachten nodig hebben tijdens dit proces. Niet het vele is goed, maar het goede is veel.
Waar de inhoud (WHAT) richting geeft, zorgt de HOW voor uitvoerbaarheid, samenhang en continuïteit. Pas wanneer beide in balans zijn, wordt onderwijsverbetering daadwerkelijk zichtbaar in het leren van leerlingen.